Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De HEERE gaf [23]te spreken; der [24]boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. 23. Hebr. gaf rede, spraak; dat is, stof om te spreken, te weten, van victorien. Anders, zal geven. 24. Hebr. boodschapsters; het welk verstaan wordt van boodschappende zielen; dat is personen, naar den aard der Hebr. taal. Het was wel ene wijze in Israel dat de vrouwen en jonge dochters de victorien roemden, en God daarvoor dankten en triomf zongen, [zie Ex.15:20,21; Richt.5:1, enz., en Richt.11:34; 1 Sam.18:6,7. Verg. ook 2 Sam.1:20]; maar hier moet men verstaan de boodschappers van de verkregen victorien in het Oude Testament, en de apostelen en evangelisten in het Nieuwe Testament. Zie Jes.40:9.